Het meisje kwam uit een doorsnee gezin. Vanuit haar stoel zag het er ongeveer iedere avond om 18:00 uur zo uit, v.l.n.r.:
- De op één na oudste broer, moe van het werken op de mijn, even uitrusten op de bank, even een dutje doen. Vroeger moest de jeugd vroeg aan de slag, daar hielp geen lievemoederen aan.
- De oudste broer, iedere dag heel trouw oefenen op zijn accordeon, de kwetsjbuul. De anderen deden dat op een ander tijdstip van de dag.
- Het oudste zusje met een naaiwerkje op haar schoot.
- Het jongste broertje, iedere dag met zijn hoofd omlaag en de voeten in de lucht, op de kop in de stoel. Hij wist al heel jong dat je daar heel slim van wordt!
- Het jongste zusje, altijd vlijtig huiswerk maken.
Een doorsnee gezin dus.
Met de liefste vader van de wereld!
Zijn gezondheid helaas, door vijfendertig jaar ondergronds, volledig te gronde gericht.
In Horn opgenomen geweest, waar de doktoren er trots op waren dat zij in zijn longen nog
een plekje van ongeveer met een diameter van vier centimeter wisten open te houden waarmee hij kon ademen.
Naar lucht snakken!
Verteerd door heimweh wilde hij naar huis, hij wilde liever een jaar eerder dood dan zo ver
van zijn gezin verwijderd te zijn. Ondanks dat zijn gezinsleden afgewisseld iedere dag op bezoek waren in Horn.
Iedere dag bezoek van thuis, dat werd door de doktoren of verpleging in Horn niet goedgekeurd, "Dan kon hij er niet aarden!"
Iedere nacht had hij twintig keer het gevoel te sterven vertelde hij.
Hij wilde persé niet dat zijn zonen onder in de mijn zouden gaan werken.
Hij sprak vaak over "Miene kumpel", zijn naaste collega waarmee hij de hele dag samenwerkte,
soms in het water, waarna hij twee uur eerder naar huis mocht.
De kolen nat maken werd niet gedaan, dat duurde te lang volgens de opzichter, dan was de productie niet hoog genoeg!
Als dit wel gedaan was, had hij wellicht niet zo'n ellendige, wanhopige tijd gehad.
Hij sprak altijd met respect over "Ziene kumpel", er klonk dan een grote saamhorigheid in zijn stem door.
"Ziene kumpel", zijn makker ondergronds.
Voor cinéast Eugène van den Bosch, toenmalige klasgenoot en vriend van de jongste zoon van deze liefste vader, was
diens toestand de directe aanleiding om films te gaan maken.
Over de mijnwerkers maakte hij
in 1979/1981
Mijnmonument, korte documentaire over mijnwerkers en silicose.
Filmacademie; 25 min.
en series als
"Zwarte Ogen",
in 2004/2005
6-delige serie over de Z-Limburgse mijnindustrie
L1 6x 26 min en KRO
en
"Onze Mijnwerkers"
Van www.l1.n: "In de tv-serie Onze Mijnwerkers worden herinneringen opgehaald. De serie bestaat uit 35 afleveringen en loopt tot het einde van 2015. Dit jaar is uitgeroepen tot het Jaar van de Mijnen, omdat het precies een halve eeuw geleden is dat de sluiting van de twaalf Limburgse steenkoolmijnen werd aangekondigd.
Het was het begin van een heftige periode, waar tot op de dag van vandaag vol emotie over wordt gesproken. De mijn bracht mooie dingen maar ook ellende. L1 staat dit jaar uitgebreid stil bij deze belangrijke periode uit de Limburgse geschiedenis. Kijk ook op L1.nl/mijnen
Deze serie is mede mogelijk gemaakt met financiële steun van Stichting Behoud Mijnhistorie en FSI.
Samenstelling: Eugene van den Bosch."
Gisteren, 17 december 2015, naar Carboon geweest in de schouwburg van Heerlen. Heel emotioneel en ook heel erg mooi. magnifique liedjes. prachtige melodiën, álleszeggende teksten.
Maar de rauwe werkelijkheid van de vreselijke lijdensweg van de vader komt na al die jaren weer erg dichtbij.
"Doezend doëde mot ich in dat graaf nog sjterve ....."
Maar ook thuis .... Dan verslikte hij zich weer, zoals zo vaak. En iedere keer was er weer de angst dat hij op dat moment zou stikken. Hij klampte zich eens vast aan de geiser, sloeg in een ongecontroleerde beweging zijn bril af, hoesten, hoesten en dan, als hij uit de hoestbui kwam, de opluchting dat hij er weer doorheen was.
Als elfjarig kind was hij de enige van zijn gezin, inclusief zijn vader, die werk had. Onderin, in de mijn!
Het graf van de lieve en goede ouders in hemelslicht.
Om onszelf een beetje op te monteren, nu een schattige foto van de opa en de oma van de vader.
En ook mooie foto's van de oma en de opa's van de moeder.
Ook de ooms van het meisje, de broers van haar vader, werkten allemaal onder in de mijn. Hen was allemaal geen lang, gezond leven beschoren.
Deze oom maakte ieder jaar een schitterend kersttafereel in de achterkamer van de oma. Bijna de hele kamer werd in beslag genomen. Zelfs de
legers van koning Herodes ontbraken niet.
Een paar jaar lang bouwde hij "de krib" in de kerk van Leenhof op waar de kerkgangers niet uitgekeken raakten.
Een andere oom, achter glas, een herinnering aan hun zware leven.
Geregeld ging de familie op bezoek bij de ooms en tantes in Schaesberg, waarvan er meerdere woonden in de wijk die aangelegd was in de vorm
van een schachtwiel. De Ceintuurstraat, de Zuid-Ooststraat, de Achterstraat, de Spoorstraat waren geen onbekende straten.
ooooooooooooooooooooooooo
In het Kapellebos, zoals het in de wandelgang genoemd werd, werden door vader en kinderen samen in de kersttijd in de kou of in de sneeuw allerhande attributen verzameld voor het
maken van de kerstkrib, het stalletje en het kersttafereel. Mooi mos, dennenappels, geschikte takken en takjes. Alles deed dienst en kreeg een plaatsje onder de met gekleurde lampjes en gekleurde kerstballen en leuke hangertjes versierde kerstboom.
De lieve vader maakte voor zijn getrouwde kinderen de kerststalletjes, weer werden in het Kapellerbos takken en takjes verzameld.
Na drieënveertig jaar worden de stalletjes nog
met dankbare herinneringen gebruikt.
En elke zondagmorgen, de mis. Eerst naar de kerk, waar de brave broers misdienaar waren.
En dan, na de mis werd er op zondagochtend gemusiceerd op de
privé-concertjes tijdens het borreluurtje. Dan kwamen de buren, het karpet werd opgerold en er werd gedanst
in de huiskamer. Van haar buurjongen leerde het meisje de Engelse wals.
Het kleine olijke buur-illustratortje had daar haar eigen visie op, op de achterkant van het misdienaarroostertje:
In die tijd deed de televisie zijn intrede, gezamenlijk werd er t.v. gekeken:
De vermoeide vader, de broer met de sigaret en uiterst rechts, de neef, Fransje.
Wie het dichts bij de kachel zat verbrandde zijn benen en wie naast hem zat had het koud.
En in het dagelijkse leven speelde Kasteel Schaesberg op de achtergrond altijd een rol.
Het koren stond tot aan de huizen.
Onderweg naar het kasteel werd gesnoept van de tarwekorrels uit de korenaren.
Op de achtergrond een glimp van Kasteel Schaesberg.
Het kleine broertje hier met de beentjes omlaag.
Zicht op het kasteel vanaf de zijkant van het huis, vanaf de stoep achter het huis was Kloosterkoolhof en de Schaesbergweg te zien.
De huizen van de wijk Schaesbergerveld waren nog niet gebouwd.
Spannend was de dag dat er een vermeende zwerver vanuit de richting van het kasteel op de landweg liep.
De hele buurt was in rep en roer maar hij verdween, heel geruststellend, richting Kloosterkoolhof. De rust keerde wéér in Meezenbroek.
De kindertjes konden rustig slapen.
Op het hoekje rechts in beeld woonde meneer Pastoor.
Later, toen de huizen aan de Schaesbergweg ook gebouwd waren en alle huizen al een flinke tijd bewoond waren,
slachtte de buurman kippen, hetgeen toendertijd heel gewoon was.
Het meisje zag met verwondering de kippen zonder kop door de buurtuin rennen.